driesenlobke.reismee.nl

het culturele lijnstuk

Onze laatste dag in Sri Lanka
ik geniet van elk straaltje zon, elke zandkorrel onder mijn voeten, het geruis van palmbomen, het heldere water, een laatste golf, de geur van de wind die een lange reis heeft afgelegd over de zoute oceaan, een laatste rice and curry.

Onder druk van alle “to see in Sri Lanka” lijstjes, wagen we ons na drie weken kust dan toch de culturele driehoek in, met Kandy als het eerste hoekpunt. Bij het ontbijt krijgen we amper de tijd om wakker te worden of er staat al een gids naast onze tafel “wat gaan jullie doen vandaag?”. “Gewoon wat rondkijken, eens kijken wat er hier zoal te beleven valt”, antwoorden we tussen 2 slokken thee door. Aan de reactie van de gids te zien, vallen we duidelijk niet binnen het profiel van de gemiddelde toerist maar hij blijft vriendelijk en misschien ook lichtelijk bezorgd over onze slechte planning. Fier toont hij zijn uitgebreide poster met verschillende excursies en we hebben geluk want wel heel toevallig zijn er nog net 2 plaatsen vrij voor die dag. We bedanken hem vriendelijk maar blijven toch bij ons eerste plan dat in de ogen van deze gids niet echt een plan is. Ook in de straten van Kandy wordt het al snel duidelijk dat we op het toeristische pad beland zijn. Elke 10 meter worden we aangesproken door een gids die ons vertelt hoeveel geluk we wel niet hebben want, wel heel toevallig, is er net vandaag een prachtige dansvoorstelling en nog toevalliger, kunnen we bij hem kaartjes kopen. Nog net niet toerist genoeg vluchten we de heuvels van Kandy in voor een rustige wandeling. Wat hoger in de bergen ontdekken we een houtbewerkingsatelier, hier worden de vele olifantjes, boedhabeeldjes en ander houtsnijwerk dat in de vele toeristenwinkeltjes te koop staan geboren. We krijgen een kleine rondleiding en een beginnerscursus in houtsoorten. Als je het houtvijlsel van rainbowwood in kokend water doet, kleurt het oranje. Met wat ijzer erbij, wordt het paars, met kalk erbij dan weer blauw . “A lesson in chemistry”, zeg ik, “noo

 it’s magic”, antwoordt de ambachtsman. Het valt hun op dat Dries wel heel veel interesse toont en we bekennen dat hij thuis meubels maakt, natuurlijk zijn de ambachtslieden heel benieuwd. Dries toont wat foto’s op zijn gsm en al snel staan alle werkmannen gefascineerd in een groepje rond Dries, eentje is zo enthousiast en solliciteert spontaan. Wat later krijgen we ook de voorraad te zien en waan mij tussen de kuddes olifanten terug op safari.

De volgende dagen reizen we, via een batikatelier, “wat tempels” en een spice garden, naar Anuradhapura. “In Anuradhapura, de heilige stad van de boeddhisten, verdient elk monument, ook al is het nog slechts een ruïne, het grootste respect”, lees ik in de reisgids. Respect, dus ook geld, blijkt al snel, voor een toegangskaartje om het gebied met de belangrijkste ruïnes te bezoeken betaal je 30 dollar. Gelukkig is er voor de budgetvriendelijke reiziger een mooi alternatief: Mihintale, op 12 km van Anuradhpura. Er komt net een schoolbus vol met monniken in hun typische oranje klederdracht toe, ze geven ons bezoek extra kleur. We ontdekken resten van de kloosterstad, klimmen honderden treden op en genieten van een prachtig uitzicht naast de eerste stoepa die in Sri Lanka is gebouwd.

Na Kandy en Anuradhapura hebben we geen nood meer aan toeristische highlights, hun opdringerige gidsen en geldrovende excursies, we laten Ă©Ă©n hoekpunt vallen en starten de nieuwe trend van het culturele lijnstuk.

Wit strand, palmbomen, helder blauw water, kokosnoten,
 Trincomalee is een klein paradijsje. Onder water is het paradijs nog groter. Moeilijk te beschrijven aan wie nooit gedoken heeft, maar onder water is het zalig. Onze mooiste duik is die naar “coral garden”, een prachtig landschap onder water. Twee grote vissen lijken ons te verwelkomen als we langs de ankerlijn naar beneden dalen, eentje daarvan besluit ons, als een gids, de hele duik te volgen. Gelukkig duikt er een echte gids mee die samen met een octopus zorgt voor een onderwatershow.

Na 5 zalige dagen voor, op, in en onder het water komt de surfhonger terug, we nemen de bus naar Arugam Bay. Het is wel grappig hoeveel het hier veranderde in 3 weken. Nu het seizoen op zijn toppunt is, worden er snel schaduwhutjes bijgebouwd, krijgen opschriften een nieuw verflaagje en worden prijzen hoger of porties kleiner of allebei. Ook in tuktuk-land is er een nieuwe rage: de aerodynamische plaatjes! Deze licht gebogen plaatjes worden naast de zijspiegels gemonteerd (of onder of boven of in de buurt, met de holle kant naar binnen of naar buiten
, over de juiste positionering bestaat precies nog wat discussie) en laten het verbruik met ongeziene waarde dalen, misschien zijn tuktuks ook wel onderhevig aan het placebo-effect. We surfen en genieten van lekker eten op het strand, nog 10 dagen lang.

Galle, de ideale adempauze in het warme Sri Lanka.

Vele Europeanen zetten hier al voet aan wal, de Portugezen als eerste in 1587, zij bouwden er het fort van Santa Cruz.  50 jaar later verjaagden de Hollanders de Portugezen, ze bouwden er een groot fort, stadsmuren, huizen en kerken en maakten er een Utrecht in de tropen van.  In 1796 was het aan de Engelsen om Galle in te palmen.  Wanneer op 24 juli 2014 twee Belgische toeristen in Galle belanden voelen ze zich dus terug in Europa. 

We kuieren wat rond, want daar dient een stadje als Galle voor; kuieren langs leuke restaurantjes, toeristenwinkeltjes en kerkjes, nette straatjes met weinig verkeer en kleine huisjes met rode dakpannen (dat zijn hier de bouwvoorschriften).  ’s Avonds genieten we van een lekker dinertje op een dakterras.  Ik droom weg en kijk over de stadsmuren heen naar de ondergaande zon boven de Indische Oceaan.  De ober vraagt of het lekker was, ik schrik op van het  vreemde taaltje en vergeet eventjes  dat we in Sri Lanka zijn.

Onze reis begon 3,5 week geleden met een prachtige treinrit van Negombo, aan de kust naar Ella, in de bergen.  Ik heb me altijd laten wijs maken dat een trein niet bergop kan rijden, maar hier wordt het tegendeel bewezen.  Aan een rustig tempo verlaten we de vlaktes met hoge palmbomen en klimmen langs rijstvelden de bergen in.  Kronkelend hobbelt de trein verder en in elke bocht  zie ik de andere wagons fel blauw kleuren in de zon.  Hoger in de bergen vullen vrouwen hun manden met theeblaadjes in de vele theeplantages.  8 uur lang houd ik mijn ogen ver open, dit belooft een prachtig land te worden! 

We kozen al een slaapadresje uit de gids en  wanneer we aankomen in het stationnetje van Ella, wandelen we de vele tuktuks en hun hoopvolle bestuurders vriendelijk voorbij.  ’s Morgens word ik gewekt door een symfonie van onbekende vogels, het is hier zalig slapen maar de natuur wil vroeg ontdekt worden.  Het hostalletje heeft ook een “spicegarden”, een tuintje met kruiden, hier vind je meer kruiden dan in mijn kruidenkast.

We klimmen een kleine berg (little Adam’s Peak)op, bezoeken een theeplantage en genieten van een beginnend vakantiegevoel op een terrasje met een prachtig uitzicht.  Bij helder weer kan je hier tussen de bergen door de Indische Oceaan zien.  Het lijkt wel of verre uitzichten met m’n gedachten aan de haal gaan want  met een kopje thee naast mij, kom ik hier helemaal tot rust.  De oceaan lonkt, onze surfplanken worden ongeduldig in hun zak. De volgende dag delen we een taxi met een Italiaans koppel tot Arugam Bay.

Deze keer volgen we onze gids niet maar nemen we rustig de tijd om een goed adresje uit te zoeken, we kennen onszelf, met een zalig zonnetje, een mooi strand en een paar leuke surfspots in de beurt is de kans  groot dat we hier gemakkelijk 2 weken zullen blijven.  We zijn onze afbied-technieken nog niet verleerd en krijgen een mooie kamer met airconditioning voor een klein prijsje.  De “garden cottages” zijn nog maar enkele maanden open en oprecht gelukkig met elke nieuwe gast.  Het spreekwoord “de klant is koning” wordt hier bijna letterlijk genomen.  Het ideale plekje voor ons om tussen het groen in een kleurrijke hangmat na een geslaagde surfsessie uit te rusten. 

Na enkele dagen hebben we onze eigen tuktuk-driver die ’s ochtends klaar staat om ons naar alweer een nieuw plekje te brengen.  Mijn favoriet is “elephant’s rock”.  Na een korte wandeling langs lage struiken klim je naast een lagune over een rotswand om aan een prachtig strandje met een leuk golfje te komen.  Met wat geluk liggen hier maar een tiental surfers in het water en als er even geen golf komt, volg je de vlucht van een zee-arend door de lucht of zie je een aapje vanachter de rotsen piepen. 

Ook voor wie niet van surfen houdt, heeft Arugam Bay veel te bieden.  Samen met het Italiaans koppel (waarmee we de taxi deelden) en een Frans duo staan we om 5 uur op om met een echte safari-jeep naar het Yala-east national park te rijden.  De zon komt net op en ook de dieren worden wakker.  We volgen het spoor van een beer en zijn jong, maar die lijken zich al lang verstopt te hebben.  Hier kijken we nog verwonderd naar een verre olifant en vogels waarvan ik de naam niet kan onthouden, niet wetend dat er nog een veel mooiere safari zal volgen


Na twee weken van luieren, surfen, boeken lezen, surfen, de reis voorbereiden, surfen, fish bbq’s en rice and curry’s wordt het tijd om de rest van Sri Lanka te ontdekken.  We komen hier zeker nog terug en laten onze surfplanken achter, op Sri Lankaanse bussen mag je al blij zijn als er plaats is voor jezelf en een kleine rugzak.

Onze eerste stop wordt Uduwalawe (elke lettergreep snel achter elkaar uitgesproken en zonder enige klemtoon) waar ook een nationaal park is Ă©n een olifantenweeshuis.  Deze keer rijden we wel mee met een hoopvolle tuktuk bestuurder die ons opwacht aan de bushalte.  Hij toont ons een visitekaartje met een beloftevolle foto dus als naĂŻeve toeristen na een vermoeide busrit laten we ons naar een slaapplek brengen.  Wanneer we de straat verlaten en een klein zanderig wegje inrijden dat steeds zanderiger en wegjeĂ«r wordt, maak ik me toch even zorgen waar we zullen belanden.  Maar onze naĂŻeviteit wordt beloond (of blijkt geen naĂŻeviteit te zijn).  We rijden een grote houten poort binnen en zien voor ons een klein meertje met waterlelies, met daarop een hutje op paaltjes en een klaterend fonteintje.  Rondom het vijvertje, in een groen grasveld met palmbomen staan 3 grote hutjes.  We bekomen even op ons privĂ©-terras en rijden dan met onze tuktuk-vriend naar het olifanten weeshuis.  Hier worden olifanten die hun moeder kwijt zijn opgevangen tot ze klaar zijn om zich zelf te redden in het grote park.  Tot dan mogen bezoekers 4 keer per dagen getuige zijn van hun eetmoment.  In de verte zien we een hele kudde (zeker 40!) olifanten geduldig aan een poort wachten en even later worden ze in groepjes van 3 binnen gelaten, de kleinsten eerst.  Het is aandoenlijk om te zien hoe gulzig ze de melk binnenslurpen, de ene krijgt het in zijn mond gegoten, de andere probeert het met z’n slurf.  Wat verder liggen grote bladen op de grond voor de iets oudere olifantjes en wie zich even wil verfrissen rolt door het plasje water op de grond. 

Uduwalawe heeft een groot nationaal park dat vooral in het droogseizoen echt de moeite is om te bezoeken.  Dan staat de rivierbedding helemaal droog en kan je door een machtig en uniek landschap rijden.  Dieren gaan op zoek naar water en verfrissing in kleine plassen en zijn dus gemakkelijker te spotten.  Vanuit ons hotel worden we opgepikt voor onze safaritocht, vandaag zijn er geen andere toeristen, het wordt een privĂ©-safari .  Zo een safari-jeep is niet meer dan een pick-up met stoeltjes trapsgewijs op gemonteerd in de laadbak.  Dat maakt dat je heel hoog zit, en als je dan met twee in zo een safari-jeep-pick-up zit en iedereen naar je zwaait, voel je je toch even de paus in zijn pausmobiel.  Na al het gezwaai, pikken we aan de ingang van het park onze privĂ©-gids op en beginnen ongeduldig rond te turen.  Het duurt niet lang of we zien tussen de bomen door een eerste olifant, en nog Ă©Ă©n en nog Ă©Ă©n. Het is een groepje vrouwtjesolifanten die dorst krijgen en de weg zoeken naar een drinkplek.  De gids weet waar ze die zullen vinden en we haasten ons naar een vijvertje met buffels en speciale vogels.  Wat later komt familie Olifant van tussen de struiken, ze wandelen rustig het water in.  Tussen de benen van de grootste olifanten ontdekken we twee kleine olifantjes, veel ouder dan twee maand kunnen ze niet zijn.  En dan is het genieten van een prachtig schouwspel, de olifanten beginnen gulzig te drinken, spuiten met hun slurf hun rug nat of duiken helemaal onder.  Van de kleine olifantjes is nu niet veel meer te zien, enkel hun slurf steekt nog als een snorkel boven water.  Na het baden volgen we de olifantenstoet nog even en rijden dan verder het park in. 

Naast de auto richt een cobra zich defensief op.  “Is it dangerous?”, vraag ik aan de gids, waarop hij antwoordt: “very dangerous”. Waarom rijden we dan niet verder, denk ik bij mezelf, maar de cobra is banger dan ik en vlucht zijn hol in.  Verderop zien we nog wat kameleons, aapjes, olifanten en krokodillen, het wordt een heel geslaagde safari. 

Na het olifantenweeshuis en de prachtige safari, reizen we weer verder.  We willen een tuktuk nemen tot aan de bushalte, maar laten ons overtuigen door de chauffeur.  Hij wil ons tot in Tangale brengen voor een “local price”, tenslotte zijn we hier 7 weken, dus toch een beetje locals.  Ook hier weet onze tuktuk driver een goed adresje.  We krijgen een grote kamer, met balkon, vlak aan het strand. 

Wat verderop wordt het strand 24u op 24u bewaakt, een slimme bioloog startte hier een mooi project om zeeschildpadden te beschermen. Hij beloofde lokale stropers een vast loon wanneer ze voor hem kwamen werken.  En zo zitten we ’s avonds in het donker op het strand, te wachten.  Een beetje verder graaft een zeeschildpad een kuiltje, 40 jaar geleden is ze hier zelf geboren, vandaag komt ze hier op haar beurt haar eitjes leggen.  We wachten, een kuil graven heeft zijn tijd nodig en tijdens dit proces mogen we haar niet storen.  Wat later (veel later eigenlijk aan schildpaddentempo) is de kuil diep genoeg en mogen we dichterbij komen.  We zien hoe ze Ă©Ă©n voor Ă©Ă©n (en zo tot honderd) haar eitjes laat vallen in de kuil, in het zwakke schijnsel van het maanlicht vormt dit toch een uniek moment.   Eens alle eitjes gelegd zijn, gooit ze de kuil weer toe en volgen we haar terwijl ze zich een weg baant naar de zee.  Van de honderd eitjes zal er uiteindelijk slechts Ă©Ă©n schildpad het lang genoeg overleven om hier zelf haar eitjes te komen leggen.

De volgende dag wandelen we nog even het langs het plaatselijk haventje in Tangale waar kleurrijke bootjes liggen en de vissers niet vaak toeristen zien.  We proppen ons weer in een lokale bus en reizen zo verder naar Galle, waar mijn verhaaltje begon.

Wie trouwens ooit naar Galle komt, probeer dan zeker eens de pannenkoeken bij Crepe-ologie, of iets anders, alles is daar lekker.  Leg dan kruimeltjes op je weg zodat je daarna je hostal nog terug vindt, er is iets met Galle waardoor je er gemakkelijk verloren loopt.  We staan klaar om te vertrekken wanneer 2 meisjes op de stoep voor ons hostal stranden, ze zijn al een uur hopeloos op zoek naar hun hostal, waarvan ze helaas het adres en de naam niet kennen, enkel hun sleutel met kamernummer 5, zij hebben geen kruimeltjes gestrooid


hello hello

Wanneer en hoe vaak staat op een uurwerk de kleine wijzer tegenover de grote wijzer? Is er minder wind achter een windmolen? En, zo ja, hoe veel windmolens heb je dan nodig om het aan de kust volledig windstil te krijgen en zo onze golven ‘clean’ te maken? Kruisen mieren elkaar langs links of langs rechts en kruisen mieren elkaar overal en altijd langs dezelfde kant? Is de hoogte van een berg gemeten bij laag of bij hoog tij? Hoe komt het dat vissen zo verdraagzaam zijn en met zo velen van verschillende soorten zo kort bij elkaar kunnen leven? Is er zoiets als een verkenningsmier of hoe weten deze beestjes binnen de minuut waar er iets zoets te vinden valt?

Misschien zijn het wel de eerste symptomen van te lang reizen, na vele uren op bussen, boten en vliegtuigen, staat een mens al eens stil bij zulke volledig nutteloze vragen. Niemand van jullie is waarschijnlijk geĂŻnteresseerd in dit gezever dus geven we nog een laatste chronologisch verslagje van onze onvergetelijke reis.

Net als 4 dagen eerder was het ook nu weer vol spanning afwachten of we wel op onze volgende bestemming zouden raken. De Chileense vulkaan zorgde voor een volledig lamme ‘Sydney airport’, maar bij wonder stegen vliegtuigen weer op vanaf 2 uur voor ons vertrek naar IndonesiĂ«. Ik zal toch stilaan moeten geloven dat we daarboven Ă©Ă©n of andere engelbewaarder hebben die onze reis graag vlot laat verlopen en er waarschijnlijk stiekem mee van geniet.

Na onze ‘Syndeytrip’ is het contrast groot wanneer we door Denpasar rijden, rijstroken en verkeersregels zijn hier eerder suggestief, scooters banen zich een weg langs elke vrijgekomen meter en bedelende kinderen vullen de laatste gaatjes op.

Ons eerste hostal valt tegen, we zoeken dus snel een ander, maar ook dat, vol AustraliĂ«rs die graag iedereen wakker houden, valt tegen en zo hadden we plots genoeg van het reizen. In onze surfgids vinden we een leuke surfspot, we springen de lokale bus op en worden al gauw geholpen door een vriendelijk Indonesisch vrouwtje. Ze belt ons hostal alvast, regelt een fikse korting en laat de bus onderweg nog even stoppen bij een bankautomaat. Ze brengt de hele bus op de hoogte van onze bestemming en dus roept iedereen enthousiast wanneer ze het bordje ‘surfhotel’ langs de kant van de weg opmerken. We wandelen een rustig straatje in waar kleine kinderen vrolijk beginnen zwaaien en “hello, hello” roepen en op slag kijken we weer hard uit naar het laaste deel van de reis.

Na 10 dagen vol prachtige golven in de voormiddag en veel geluier in de namiddag komt mijn broer (Tim) aan. Hoog tijd om het reistempo terug wat op te drijven dus. Met ons drieĂ«n en een stapel surfplanken vullen we een heel busje en zo gaan we op weg naar Ubud, een dorpje tussen de tempels en rijstvelden waar ook Roel ons ondertussen al opwacht. Met vieren wordt zelfs een privĂ©chauffeur al betaalbaar en zo bezoeken we als ‘echte’ toeristen de mooiste tempels, proeven onderweg een heerlijk tasje koffie of thee en laten ons charmeren door de vele aapjes in ‘Monkey forest’. Zoals alle toeristen worden ook wij de andere toeristen beu en gaan op zoek naar minder toeristische plaatsen ( waar gaat dat eindigen?). Vanuit Padang Bai vertrekken de boten naar Lombok, maar eerst nemen we nog even de tijd om hier een prachtig strand te ontdekken en te snorkelen tussen de mooiste vissen (wat ziet dat rondzwemmen zonder steeds terug naar het oppervlak te moeten voor lucht er leuk uit).

Net als op Bali is Kuta ‘the place to be’ voor surfers, maar verder zijn er niet veel vergelijkingspunten. In Kuta Bali krioelt het van de moderne surfwinkels met moderne prijzen (en vooral ook van de luidruchtige toeristen op zoek naar het hipste feestje van de avond), terwijl Kuta Lombok zich nog niet heeft laten veroveren door de toeristen. Wanneer je even het dorp uit scootert onder wapperende palmbomen ontdek je al snel verlaten stranden aan laguneblauw water. Benieuwd hoe lang Kuta Lombok een uitvalsbasis voor de toeristen op zoek naar rust zal blijven, de bouwplannen liggen ook hier al klaar en dus is de kans groot dat alles hier binnen een aantal jaren onherkenbaar veranderd zal zijn. Na enkele leuke surfsessies, hier wordt je met een bootje gedropt bij de break en na het surfen met datzelfde bootje terug naar het land gebracht, zijn we klaar voor onze volgende bestemming. Roel is nog lang niet uitgesurft en dus trekken we met drie verder.

Aan het noordwest punt van Lombok liggen drie kleine eilandjes: Gili Meno, het kleinste eiland, Gili Air, al wat groter en Gili Trawangen, ook wel het “party-eiland” genoemd en volgens sommigen erg gelijkend op de Spaanse costas. Onze keuze valt al snel op Gili Air en daar hebben we geen seconde spijt van gehad. Op een uur wandel je het hele eiland rond, auto’s, scooters of ander gemotoriseerd verkeer is hier niet toegelaten dus alle verplaatsingen gebeuren met paard en kar waardoor er hier een geweldige rust over je heen valt. Aan de zuidkant heb je een zanderig wegje met een aantal gezellige restaurantjes en bars maar wanneer je verder noordwaarts wandelt, sterven deze snel uit en blijven er enkel nog wat verlaten bungalows over. De gezellige restaurantjes hebben steeds tafeltjes of ligzetels op het strand, zo kan je je cocktail drinken of het heerlijke eten verorberen bij een gloeiende zonsondergang.

We slapen hier in een huis(je) op het midden van het eiland, tussen de koeien en de kokosbomen, waar ons ontbijt elke ochtend op ons terras geleverd wordt en we nog maar in de richting van de eigenaars moeten kijken voor een kopje koffie of tasje thee, het begint te grenzen aan decadentie (en dat allemaal voor 20 euro per nacht voor 3 personen).

Rond het eiland kan je prachtig snorkelen maar ook duiken. Dries en ik zijn grote snorkelfans*, op vakantie in KroatiĂ« besteedden we meer tijd onder dan boven het water, maar na een kort bezoekje aan een Nederlandstalige duikschool hier kunnen we de verleiding niet meer weerstaan en schrijven ons in voor de ‘open water diver’, een 3 daagse cursus waarna je met z’n tweeĂ«n overal ter wereld zelf mag gaan duiken tot 18 meter diep. Na wat theorie (toch even wennen zo terug ‘studeren’, mijn concentratievermogen is ver te zoeken) en oefeningen in het zwembad, klimmen we vol spanning de boot op, klaar voor onze eerste duik. Tim mag mee als fotograaf en krijgt er zelfs een snorkelsetje bij waar hij dankbaar gebruik van maakt zodra wij niet langer aan de oppervlakte te bespeuren zijn. Mijn drijfvermogen leek nog niet optimaal geregeld, iedere keer dat onze instructeur (instructrice eigenlijk) me losliet vloog ik weer als een ballon omhoog, maar met een extra loodje in mijn vest, zwemmen we al snel rustig tussen de vissen door. Het is ongelooflijk, zo veel vissen, in alle kleuren en groottes, leven hier vreedzaam samen en zwemmen onverstoord onder of boven ons door. Tijdens de volgende duiken zien we naast een ontelbaar aantal soorten vissen, altijd leuk wanneer je je bij het invullen van het divelogboek probeert te herinneren welke vissen we allemaal zagen, ook nog schildpadden, eentje zelfs van zo dichtbij dat je hem kon aanraken.

We hebben de smaak van het duiken zeker te pakken en de kans dat we in de toekomst gebruik gaan maken van ons vers duik certificaat is dan ook erg groot. Voor de laatste twee weken van deze reis zullen we ons om budgettaire reden echter bij onze andere hobby’s houden.

*ook een sjoeffelfan trouwens.

cit(n)y trip

Het was nog even spannend of we wel in Sydney zouden raken, een vulkaan in Chili barstte uit en spuwde zijn as onze richting uit, tot de laatste dag voor ons vertrek waren alle vluchten geschrapt. Met de herinnering aan de Eyjafjajëketöll (ik probeer het zonder opzoekingswerk :p) vreesden we dat we nog even zouden vastzitten en zelfs nooit in Indonesië zouden raken. Gelukkig was de grote vulkaan ons goed gezind en zoals gepland vlogen we op zaterdag 18 juni naar Sydney.

Het is al laat wanneer we aankomen maar ons ongeduld is groot, dus ontdekken we Sydney alvast ‘by night’. We wandelen tot aan Darling Harbour, een kleine haven met restaurantjes en een groot shoppingcentrum en worden er verrast met een groot vuurwerk van op het water, onze citytrip kon niet mooier beginnen.

De volgende ochtend beginnen we op een zonnig terrasje met een warme chocomelk (die heel hard naar de chocomousse van mijn mama smaakt, de beste ter wereld trouwens). We wandelen verder langs de Botanical gardens en kunnen zo het Opera House, van op afstand, in alle glorie bewonderen. Net naast de torenhoge gebouwen, aan de waterkant, lijkt hij klaar om elke moment uit te varen.

Ook vandaag hebben we geluk, ze delen gratis kaartjes uit voor een ‘slagwerk en blazers’ concert( in het opera house) en dankbaar zoeken we dus snel onze plaatsjes op. Op het podium staan een tiental xylofoons klaar, een instrument dat ik altijd graag heb gehoord, maar de muziek die deze pas afgestudeerde muzikanten hieruit laten klinken is pas echt overweldigend. We zijn allebei onder de indruk en wanneer ze overtuigend afsluiten met het nummer ‘Dawn of war’, gaan onze haren even rechtstaan en voelen wanen in een echte oorlogsfilm.

Het verbaast ons dat er nog geen schippers de scherpe kliffen raakten wanneer ze dit prachtige bouwwerk waaruit die mooiste muziek weerklinkt voorbij varen.

Naast een gezellige haven en een prachtig operagebouw, valt er nog veel meer te beleven in Sydney. We laten ons vermaken door straatartiesten, lopen even door chinatown, ontdekken een shoppingcentrum in een prachtig gebouw met veel te dure winkels, wandelen door mooie parken met prachtige fonteinen, eten veel te veel sushi en spenderen uren in grote boekenwinkels. Na 4 dagen genieten van deze moderne stad, zijn we klaar voor de cultuurshock: Indonesië.

De aswolk is ondertussen weer teruggekeerd, alle vluchten zijn weer geannuleerd dus opnieuw was het weer spannend afwachten wanneer we onze volgende bestemming zouden bereiken, maar dat, lees je in onze volgende blogtekst.

we gaan hem missen

We gaan hem missen, 55 dagen leidde hij ons over hoge bergen en langs diepe kliffen door de mooiste landschappen. Hij durfde zich al eens koppig in wat zand of modder vast rijden en had het soms moeilijk steile bergen op te klimmen maar elke avond opnieuw beloonde hij ons met een rustig slaapplekje en een mooi uitzicht. ’s Avonds genoten we van een filmpje onder de warme dons terwijl hij moedig weerstand bood tegen de soms hevige wind. We hadden bijna spijt dat we de duurste verzekering kozen voor hem tot hij op de voorlaatste dag een hockeybal in zijn achterruit opving, we gaan hem missen, onze Jucy-condo-van.

Maar laten we beginnen waar het vorig verhaaltje stopte, terug op het noordereiland.

Het valt misschien moeilijk te begrijpen maar reizen kan soms vermoeiend zijn, elke dag een nieuwe slaapplek vinden, je weg zoeken langs onbekende wegen en overweldigd worden door prachtige landschappen. We besluiten het dan ook even “rustiger” aan te doen en terug noordwaarts te rijden langs de westkust die we al eerder verkenden en waar de kans op golven groter is. Deze keer stoppen we in de minder toeristisch dorpjes en ontdekken al eens een zaterdagmarktje met lekkere pannenkoeken of een lokale zondagse rugbywedstrijd. Met een volle watertank en een voedselvoorraad voor enkele dagen laten we onze auto eindelijk even rusten en kamperen op een zalig plekje, net aan het strand met aan beide kanten een riviertje en bengelende hangbruggen

Tussen de groene heuvels en de wilde stranden die zo kenmerkend zijn voor deze kant van het eiland reist een ‘perfecte’ vulkaan de hoogte in. Nieuwsgierig naar het zicht van op deze kegel, profiteren we van een zonnig dagje om zo hoog mogelijk te klimmen. De top zelf zit helaas in de wolken en de wind daar boven waait ook hard maar het zicht een eind lager is zeker de moeite waard.

Aan de voet van de vulkaan ligt een gezellig stadje, New Plymouth met een 7km lange ‘walkway’ langs de kust. We trekken onze sportschoenen aan en houden onze conditie op peil met een stevige avondjogging over dit netjes aangelegde wandelpad. Na enkele wisselvallige weken wordt er mooi weer voorspeld en we doorkruisen snel het land om nog even de Coromandal Peninsula aan de oostkust te verkennen

De eerste avond parkeren we nog eens in een “holidaypark” en genieten van een hotpool onder een prachtige sterrenhemel. Zo’n warme hotpool kan je hier zelfs gewoon op het strand vinden, even wachten op laag tij, een putje graven en genieten van je eigen warme badje met een paar mooie golfjes als uitzicht. Het coromandal peninsula heeft nog meer moois te bieden, zo kom je na een korte wandeling door een bos terecht op een verlaten strandje met witte rotsen, ons camerahoesje vindt het hier zo mooi en verstopt zich diep onder het zand (ok, ik zal maar toegeven dat ik het ben kwijtgeraakt
).

De voorlaatste avond parkeren we net buiten Auckland, we kijken tevreden terug op ons reisje door Nieuw-Zeeland, genieten van de laatste keer eten klaarmaken in het busje, vragen ons af of die dure verzekering nu wel nodig was tot, BANG, een hockeybal door onze achterruit vliegt. De “schuldige” komt zich al snel verontschuldigen en biedt ons een nachtje op zijn oprit aan met een warme douche en een kopje koffie de volgende ochtend. En zo hebben we er weer een vriendje bij en was die verzekering dan toch zijn geld waard.

Na een bezoekje aan Auckland en een laatste regenbui zijn we klaar om verder te reizen naar onze laatste bestemming: Indonesië, maar eerst nog even op city-trip in Sydney.

waar er ook mooie regenbogen zijn

De herfst gaat ook hier gepaard met soms felle regenbuien waartegen ons busje niet langer bestand lijkt, ’s nachts gutst de regen door het dakraampje op onze voeten en dus rijden we naar het dichstbijzijnde Jucy kantoor waar we een nieuwe auto krijgen (en een volle tank bezine en 2 dagen huur terugbetaald). De surfspots zijn we helaas voorbij gereden en dus gaan we eerst op weg naar besneeuwde bergen, rustige meren en vooral: warme hot-springs! Wanneer de zon zich even laat zien maken we lange wandelingen over hoge bergen met verre uitzichten. Bij regenweer bezoeken we een zalmkwekerij waar we de vissen voederen of brengen we een bezoekje aan “Puzzling World”. We houden allebei van raadseltjes en kunnen ons hier goed amuseren, als kleine kinderen zoeken we onze weg door een groot doolhof waar we na 40 minuten eindelijk de uitgang vinden.

De regen lijkt hier even niet meer te stoppen en wanneer we twee doorweekte lifters langs de kant van de weg zien stoppen we onmiddellijk (een van onze voornemens na al het liften in Frans PolynesiĂ«, waar we zelf eerder van zweet dan van regen doorweekt waren). ‘Perfect for 2, great for 3, party for 4’ staat er op onze busje, en dus trakteren we een Zweed en een Antwerpenaar ‘s avonds op een maaltijd en een bed, best gezellig met ons vieren maar we houden het vanaf nu toch op ‘perfect voor 2’. De volgende ochtend besluiten we de regen even te negeren en met onze complete antiregenuitrusting wandelen we tot aan de voet van de Frans Jozef Glacier, doorweekt genieten we van het prachtige uitzicht (alhoewel de Perito Moreno gletsjer in ArgentiniĂ« toch van een ander niveau blijkt).

De vriendelijke Zweed en sympathieke Antwerpenaar (ja, ook die bestaan :p) laten we achter en zelf rijden we noordwaarts langs de westkust tot Greymouth. Nu ons busje niet meer lekt hebben we geen last van de storm die ’s nachts over ons heen raast en ons (het ene moment al wat wilder dan het andere) de slaap in wiegt. Na enkele natte dagen en koude nachten rijden we weer landinwaarts tot Hanmer springs, bekend van de thermale baden. In een 40 graden sulfer bad ontmoeten we een Gents koppel dat binnenkort ook naar IndonesiĂ« reist en samen dromen we alvast van witte stranden en een warme zon.

De volgende ochtend schijnt de zon eindelijk en vol goeie moed wandelen we een berg op. Na enkele meters klimmen ontdekken we hier en daar de eerste sneeuw en hoe hoger we klimmen hoe dikker dat laagje sneeuw wordt. Bevroren dauwdruppels hangen als kleine juweeltjes te schitteren in de zon en boven worden we nog eens extra beloond met een prachtig uitzicht. Een ijzige wind maakt het hier helaas ook heel koud en dus we dalen snel weer af naar de beschutting van het bos

Langs de groene heuveltjes met grazende schapen rijden we weer terug tot aan de kust. We ontdekken een leuke golf (rechtse, lange point-break) met uitzicht op besneeuwde bergen en amuseren ons weer enkele dagen op onze surfplank. Wanneer de golven het stilaan voor bekeken houden maken we nog even een laatste omweg langs Marlbourough sound waar de bergen en de oceaan elkaar lijken te omarmen voor we de ferry weer oprijden, terug naar het warme noorden.

waar het gras groener is

Versie 1:

Het is vaak leuk. Het is heel mooi. Het regent geregeld. Het is soms koud. Soms schijnt de zon. Soms zijn er mooie golven. Soms zijn er geen golven en dan bezoeken we soms een zalmkwekerij.

De echte versie:

7 maanden reizen
 het is niet niets natuurlijk. We hebben al vaker vol verbazing rond ons gekeken: de oneindige landschappen in Zuid-Bolivië, de prachtige bergen van Patagonië, het regenwoud in Ecuador, de vriendelijke mensen van Argentinië,de langste golven van Peru...maar in Nieuw-Zeeland vind je alles, alsof het onze hele reis even wil samenvatten. Op één dag rijd je van mooie golfjes aan de kust, langs heuvelachtige, grasgroene bergjes naar hoog besneeuwde toppen, en terug.

En als je even je weg kwijt bent, word je weer op het rechte pad gezet door een vriendelijke Nieuw-Zeelander. Die behulpzame Nieuw-Zeelander is helaas niet altijd even goed verstaanbaar en klint meer als iets tussen een Engelsman en een Amerikaan die alle klanken in Ă©Ă©n keer wil uitspreken (ok, volgens sommigen misschien ook hoe ik Nederlands praat..). Ja, we moeten het toegeven, we zijn een klein beetje verliefd geworden op dit land.

Het begon in Auckland waar we overstelpt werden met gratis brochures met veel te veel uitleg over al het moois en leuks dat hier te zien en te doen is en we,( volgeladen met onze brochures), ons busje instapten. Na 7 maanden rondreizen van kamer naar kamer, is het zalig om je met twee personen te installeren in een busje voor vier personen met een dvd-speler, een comfortabel bed, een keukentje en een warme dons, alles om je thuis te voelen.

Na onze 1ste 150 km de hier erg gevaarlijke neiging om aan de ‘normale’ kant van de baan te rijden te onderdrukken, belanden we aan Ă©Ă©n van de mooiste, langste linkse golven ter wereld (en met een swell richting dubbel overhead levert dat spectaculaire surf). Allebei genieten we van dit golfje, Lobke al supporterend vanuit de auto en Dries surfend tot z’n tenen net niet bevroren zijn.

Benieuwd naar meer van die mooie golven rijden we verder zuidwaarts de kust af, langs kleine heuveltjes die bedekt lijken met een dun groen lakentje. We stoppen even bij een surfwedstrijd voor vrouwen, een wedstrijd met de beste surfsters (oa Stephanie Gilmore en Sophia Mulanovich voor de kenners) ter wereld en nog geen 50 toeschouwers en vinden elke avond opnieuw een prachtig plekje langs de kust waar we ’s ochtends al eens verrast worden door kleine golfjes en snel ons surfpak aantrekken na het ontbijt.

Het zuidereiland schijnt mooier te zijn dan het noordereiland en voor het daar te koud wordt, nemen we snel de ferry . Wanneer we ’s ochtends wakker worden tussen de wijngaarden, zijn we blij dat we de oversteek maakten. De herfst lijkt hier in meer tinten te bestaan, goudgele blaadjes die door de wind al naar de aarde werden geblazen of frisgroene naalden die koppig aan de lork blijven hangen. De golven lijken hier iets minder enthousiast, maar de zeeleeuwen op het strand maken veel goed, hier hoef je geen reservaten te bezoeken om deze grappige ”beesten” ( van Dries mag ik niet “diertjes” schrijven, nadat hij verrast werd op het strand door een zeeleeuw op 2 meter afstand van hem, waarvan hij eerst dacht dat het een steen was) gade te slaan maar hoef je maar even door je zijruit te kijken om te zien hoe een jonge zeeleeuw zijn eerste plonsjes maakt.

onder de kokosbomen

In stripverhaaltjes worden de helden altijd onthaald met fleurige bloemenkransen wanneer ze op een paradijselijk eiland landen voor weer Ă©Ă©n van hun onvergetelijke avonturen. Wie dacht dat het er alleen maar in de stripverhaaltjes zo aan toe gaat, is goed mis. 2 vriendelijke dames staan ons op te wachten met een mand vol bloemen vergezeld van 2 “goeddoorvoede” Tahitianen die vrolijk op hun gitaar tokkelen, we krijgen elk een versgeplukt bloemetje dat we dankbaar achter ons oor steken. De echte bloemenkrans krijgen we van onze “gastheer” ( Kris, een fransman die hier al 7 jaar woont) en zo ga je al gauw breed glimlachen, net als alle Tahitianen hier.

Later ontdekken we dat de Tahitianen niet alleen de toeristen versieren met fleurige bloemen maar zelf ook graag kleurrijk door het leven gaan. Een netjesgekleede man met aktetas en bloemenhemd op weg naar zijn werk, een bushokje versierd met kokosbladen, een fles water of een pakje kaas dat je in de winkel koopt, alles is hier rijkelijk versierd.

Onze eerste nachten slapen we nog even bij Kris, de vriendelijke fransman en zijn vriendin Poe, een echt Tahitiaanse. Samen verwennen ze ons zoals echte Tahitianen dat doen, we eten heerlijke “poisson cru” en lenen ’s ochtends hun kayak om even tussen de dolfijnen te peddelen, Frans PolynesiĂ« belooft een mooie ervaring te worden!

Bij gebrek aan een auto en publiek transport, liften we het eiland rond, wat hier trouwens ongelooflijk gemakkelijk gaat, nooit langer wachten dan 3 minuten en meestal vraagt de chauffeur gewoon waar je naartoe wil en brengt je er meteen heen. En zo leren we een Tahitiaan kennen die ons ’s anderendaags komt oppikken om samen te gaan surfen of belanden aan de andere kant van het eiland, bij de wereldbekende golf: Teahupoo!

Met een motorbootje varen we tot vlakbij de golf. Een gigantische watermassa die als een muur uit de zee stijgt, zich dan plots dubbelvouwt om met een gigantische kracht weer neer te storten. Pas vlak voor dat laatste moment varen we de golf over, voor ons meer dan adrenaline genoeg.

Tahiti is niet groot en doet je al gauw naar meer verlangen, we boeken een “pas decouverte” en vliegen nog naar 3 andere eilanden in de buurt: Moorea, Huahine en Raiatea.

Het eilandhoppen begint bij Moorea, witte stranden, helderblauw water, elke dag een prachtige zonsondergang, ananasplantages, kokosbomen,
 velen noemen het hier het paradijs, en terecht.We zetten ons tentje op onder een lage kokosboom waar we veiligheidshalve de rijpe kokosnoten uitplukken. De camping ligt aan een mooi klein wit strandje, Dries hakt er, als een echte robinson, elke dag een kokosnoot open en we genieten ’s avonds van een prachtige zonsondergang. Na de zon gaat ook de maan onder, iets wat we nog nooit gezien hebben. Vol verbazing zien we hoe de maan als een gouden bootje naar de horizon glijdt, voor een Fransman naast ons is het eerder een gouden haai. En zo neemt de maan in ieders fantasie andere vorm aan.

Ook hier liften we het eiland rond, deze keer al iets minder makkelijk met wat minder verkeer maar de gastvrijheid is des te groter en voor we het weten zitten we mee aan tafel bij een Frans gezin, dat zoals zoveel andere Fransen hier naar warmere oorden verhuisde. Na een heerlijke maaltijd liften we verder tot het uitkijkpunt van het eiland waarna we zwetend door het bos, langs tropische bomen en ananasplantages terug afdalen tot een grote baai. Het is hier vaak veel te warm en we zijn blij als we een groot wit strand ontdekken met nog blauwer water en prachtige visjes, een welkome verfrissing! Voor het mooiste op dit eiland, heb je zelfs geen auto nodig. We wandelen vanaf onze camping door het water tot we in de verte vele bootjes bij elkaar zien liggen, we wisten dat je hier haaien en sting-rays (hele grote vlinderachtige vissen) kon zien, dus zwemmen we nieuwsgierig dichterbij. We hebben het plekje gevonden! Het krioelt hier van de sting-rays die even nieuwsgierig als ons dichtbij komen zwemmen. En wanneer een bootje vol toeristen met veel geld en weinig zwemcapaciteiten de sting-rays komen voeden, verschijnen ook de haaien die er toch net iets minder vriendelijk uitzien. Als echte striphelden, benieuwd naar nieuwe avonturen, stappen we weer het vliegtuig op, deze keer naar Huahine.

Dit eilandje is wat kleiner dan Moorea, nog niet ontdekt door de rijke toeristen en dus ook veel rustiger. Ook hier belanden we weer op een prachtige camping, vlak bij een surfbreak waar Dries zich al eens in het water waagt en zijn surfhonger even weet te stillen. We lenen 2 kayaks en peddelen naar de volgende baai waar je zalig kan snorkelen. Hier vinden we dan eindelijk de kleine Nemo, die zich, net als in de film, verstopt tussen grote anemonen.

Op onze “tour de l’ Ăźle” stoppen we deze keer bij een parelkwekerij, iets waar Frans PolynesiĂ« bekend voor blijkt te zijn. Met een bootje varen we tot bij de kwekerij, een hutje midden in de baai. Na plichtsbewust te luisteren naar wat uitleg over de parels, genieten we vooral van de rust hier en duikt Dries met zijn snorkelmasker het water in en ontmoet nu zowat de hele cast van Finding Nemo. Hier zouden we heel lang kunnen blijven zitten!

De tijd vliegt voorbij en onze laatste avond hier genieten we op het strand van, ja goed geraden, een mooie zonsondergang. Een Tahitiaanse familie naast ons die vrolijk samen zingen en gitaar spelen zorgen voor de achtergrondmuziek.

We vliegen verder naar Raiatea, een wat groter, wilder eiland waar we voor de laatste keer ons tentje op zetten. Voor een “overwaterbungalow” betaal je hier al gauw 600 euro, net iets boven ons budget, maar de steiger die hier tot diep in het water loopt en waar we elke avond de visjes eten geven en genieten van de rust, is voor ons minstens even veel waard! Vanop de steiger kan je in de verte een “motu” ( een piepklein eilandje in de lagune) zien, nieuwsgierig als we zijn, peddelen we de volgende dag met een kayak ernaar toe. Een groepje vrouwen die hier toevallig zitten te picknicken, nodigen ons al snel uit om mee te eten en zo zitten we op wit zand, in ondiep blauw water, met wat schaars geklede vrouwen rond ons te genieten van heerlijke vis met verse kokos.

De laatste nacht op Tahiti, slapen we terug bij Kris, met een heerlijke pizza en een pintje genieten we na van onze prachtige reis hier. ’s Ochtends brengt z’n vriendin ons naar de luchthaven en als afscheid krijgen we een schelpenketting. “Een ketting die je deze mooie eilanden nooit laat vergeten en je misschien weet te verleiden weer terug te komen..”