Galle, de ideale adempauze in het warme Sri Lanka.
Vele Europeanen zetten hier al voet aan wal, de Portugezen als eerste in 1587, zij bouwden er het fort van Santa Cruz. 50 jaar later verjaagden de Hollanders de Portugezen, ze bouwden er een groot fort, stadsmuren, huizen en kerken en maakten er een Utrecht in de tropen van. In 1796 was het aan de Engelsen om Galle in te palmen. Wanneer op 24 juli 2014 twee Belgische toeristen in Galle belanden voelen ze zich dus terug in Europa.
We kuieren wat rond, want daar dient een stadje als Galle voor; kuieren langs leuke restaurantjes, toeristenwinkeltjes en kerkjes, nette straatjes met weinig verkeer en kleine huisjes met rode dakpannen (dat zijn hier de bouwvoorschriften). ’s Avonds genieten we van een lekker dinertje op een dakterras. Ik droom weg en kijk over de stadsmuren heen naar de ondergaande zon boven de Indische Oceaan. De ober vraagt of het lekker was, ik schrik op van het vreemde taaltje en vergeet eventjes dat we in Sri Lanka zijn.
Onze reis begon 3,5 week geleden met een prachtige treinrit van Negombo, aan de kust naar Ella, in de bergen. Ik heb me altijd laten wijs maken dat een trein niet bergop kan rijden, maar hier wordt het tegendeel bewezen. Aan een rustig tempo verlaten we de vlaktes met hoge palmbomen en klimmen langs rijstvelden de bergen in. Kronkelend hobbelt de trein verder en in elke bocht zie ik de andere wagons fel blauw kleuren in de zon. Hoger in de bergen vullen vrouwen hun manden met theeblaadjes in de vele theeplantages. 8 uur lang houd ik mijn ogen ver open, dit belooft een prachtig land te worden!
We kozen al een slaapadresje uit de gids en wanneer we aankomen in het stationnetje van Ella, wandelen we de vele tuktuks en hun hoopvolle bestuurders vriendelijk voorbij. ’s Morgens word ik gewekt door een symfonie van onbekende vogels, het is hier zalig slapen maar de natuur wil vroeg ontdekt worden. Het hostalletje heeft ook een “spicegarden”, een tuintje met kruiden, hier vind je meer kruiden dan in mijn kruidenkast.
We klimmen een kleine berg (little Adam’s Peak)op, bezoeken een theeplantage en genieten van een beginnend vakantiegevoel op een terrasje met een prachtig uitzicht. Bij helder weer kan je hier tussen de bergen door de Indische Oceaan zien. Het lijkt wel of verre uitzichten met m’n gedachten aan de haal gaan want met een kopje thee naast mij, kom ik hier helemaal tot rust. De oceaan lonkt, onze surfplanken worden ongeduldig in hun zak. De volgende dag delen we een taxi met een Italiaans koppel tot Arugam Bay.
Deze keer volgen we onze gids niet maar nemen we rustig de tijd om een goed adresje uit te zoeken, we kennen onszelf, met een zalig zonnetje, een mooi strand en een paar leuke surfspots in de beurt is de kans groot dat we hier gemakkelijk 2 weken zullen blijven. We zijn onze afbied-technieken nog niet verleerd en krijgen een mooie kamer met airconditioning voor een klein prijsje. De “garden cottages” zijn nog maar enkele maanden open en oprecht gelukkig met elke nieuwe gast. Het spreekwoord “de klant is koning” wordt hier bijna letterlijk genomen. Het ideale plekje voor ons om tussen het groen in een kleurrijke hangmat na een geslaagde surfsessie uit te rusten.
Na enkele dagen hebben we onze eigen tuktuk-driver die ’s ochtends klaar staat om ons naar alweer een nieuw plekje te brengen. Mijn favoriet is “elephant’s rock”. Na een korte wandeling langs lage struiken klim je naast een lagune over een rotswand om aan een prachtig strandje met een leuk golfje te komen. Met wat geluk liggen hier maar een tiental surfers in het water en als er even geen golf komt, volg je de vlucht van een zee-arend door de lucht of zie je een aapje vanachter de rotsen piepen.
Ook voor wie niet van surfen houdt, heeft Arugam Bay veel te bieden. Samen met het Italiaans koppel (waarmee we de taxi deelden) en een Frans duo staan we om 5 uur op om met een echte safari-jeep naar het Yala-east national park te rijden. De zon komt net op en ook de dieren worden wakker. We volgen het spoor van een beer en zijn jong, maar die lijken zich al lang verstopt te hebben. Hier kijken we nog verwonderd naar een verre olifant en vogels waarvan ik de naam niet kan onthouden, niet wetend dat er nog een veel mooiere safari zal volgen…
Na twee weken van luieren, surfen, boeken lezen, surfen, de reis voorbereiden, surfen, fish bbq’s en rice and curry’s wordt het tijd om de rest van Sri Lanka te ontdekken. We komen hier zeker nog terug en laten onze surfplanken achter, op Sri Lankaanse bussen mag je al blij zijn als er plaats is voor jezelf en een kleine rugzak.
Onze eerste stop wordt Uduwalawe (elke lettergreep snel achter elkaar uitgesproken en zonder enige klemtoon) waar ook een nationaal park is én een olifantenweeshuis. Deze keer rijden we wel mee met een hoopvolle tuktuk bestuurder die ons opwacht aan de bushalte. Hij toont ons een visitekaartje met een beloftevolle foto dus als naïeve toeristen na een vermoeide busrit laten we ons naar een slaapplek brengen. Wanneer we de straat verlaten en een klein zanderig wegje inrijden dat steeds zanderiger en wegjeër wordt, maak ik me toch even zorgen waar we zullen belanden. Maar onze naïeviteit wordt beloond (of blijkt geen naïeviteit te zijn). We rijden een grote houten poort binnen en zien voor ons een klein meertje met waterlelies, met daarop een hutje op paaltjes en een klaterend fonteintje. Rondom het vijvertje, in een groen grasveld met palmbomen staan 3 grote hutjes. We bekomen even op ons privé-terras en rijden dan met onze tuktuk-vriend naar het olifanten weeshuis. Hier worden olifanten die hun moeder kwijt zijn opgevangen tot ze klaar zijn om zich zelf te redden in het grote park. Tot dan mogen bezoekers 4 keer per dagen getuige zijn van hun eetmoment. In de verte zien we een hele kudde (zeker 40!) olifanten geduldig aan een poort wachten en even later worden ze in groepjes van 3 binnen gelaten, de kleinsten eerst. Het is aandoenlijk om te zien hoe gulzig ze de melk binnenslurpen, de ene krijgt het in zijn mond gegoten, de andere probeert het met z’n slurf. Wat verder liggen grote bladen op de grond voor de iets oudere olifantjes en wie zich even wil verfrissen rolt door het plasje water op de grond.
Uduwalawe heeft een groot nationaal park dat vooral in het droogseizoen echt de moeite is om te bezoeken. Dan staat de rivierbedding helemaal droog en kan je door een machtig en uniek landschap rijden. Dieren gaan op zoek naar water en verfrissing in kleine plassen en zijn dus gemakkelijker te spotten. Vanuit ons hotel worden we opgepikt voor onze safaritocht, vandaag zijn er geen andere toeristen, het wordt een privé-safari . Zo een safari-jeep is niet meer dan een pick-up met stoeltjes trapsgewijs op gemonteerd in de laadbak. Dat maakt dat je heel hoog zit, en als je dan met twee in zo een safari-jeep-pick-up zit en iedereen naar je zwaait, voel je je toch even de paus in zijn pausmobiel. Na al het gezwaai, pikken we aan de ingang van het park onze privé-gids op en beginnen ongeduldig rond te turen. Het duurt niet lang of we zien tussen de bomen door een eerste olifant, en nog één en nog één. Het is een groepje vrouwtjesolifanten die dorst krijgen en de weg zoeken naar een drinkplek. De gids weet waar ze die zullen vinden en we haasten ons naar een vijvertje met buffels en speciale vogels. Wat later komt familie Olifant van tussen de struiken, ze wandelen rustig het water in. Tussen de benen van de grootste olifanten ontdekken we twee kleine olifantjes, veel ouder dan twee maand kunnen ze niet zijn. En dan is het genieten van een prachtig schouwspel, de olifanten beginnen gulzig te drinken, spuiten met hun slurf hun rug nat of duiken helemaal onder. Van de kleine olifantjes is nu niet veel meer te zien, enkel hun slurf steekt nog als een snorkel boven water. Na het baden volgen we de olifantenstoet nog even en rijden dan verder het park in.
Naast de auto richt een cobra zich defensief op. “Is it dangerous?”, vraag ik aan de gids, waarop hij antwoordt: “very dangerous”. Waarom rijden we dan niet verder, denk ik bij mezelf, maar de cobra is banger dan ik en vlucht zijn hol in. Verderop zien we nog wat kameleons, aapjes, olifanten en krokodillen, het wordt een heel geslaagde safari.
Na het olifantenweeshuis en de prachtige safari, reizen we weer verder. We willen een tuktuk nemen tot aan de bushalte, maar laten ons overtuigen door de chauffeur. Hij wil ons tot in Tangale brengen voor een “local price”, tenslotte zijn we hier 7 weken, dus toch een beetje locals. Ook hier weet onze tuktuk driver een goed adresje. We krijgen een grote kamer, met balkon, vlak aan het strand.
Wat verderop wordt het strand 24u op 24u bewaakt, een slimme bioloog startte hier een mooi project om zeeschildpadden te beschermen. Hij beloofde lokale stropers een vast loon wanneer ze voor hem kwamen werken. En zo zitten we ’s avonds in het donker op het strand, te wachten. Een beetje verder graaft een zeeschildpad een kuiltje, 40 jaar geleden is ze hier zelf geboren, vandaag komt ze hier op haar beurt haar eitjes leggen. We wachten, een kuil graven heeft zijn tijd nodig en tijdens dit proces mogen we haar niet storen. Wat later (veel later eigenlijk aan schildpaddentempo) is de kuil diep genoeg en mogen we dichterbij komen. We zien hoe ze één voor één (en zo tot honderd) haar eitjes laat vallen in de kuil, in het zwakke schijnsel van het maanlicht vormt dit toch een uniek moment. Eens alle eitjes gelegd zijn, gooit ze de kuil weer toe en volgen we haar terwijl ze zich een weg baant naar de zee. Van de honderd eitjes zal er uiteindelijk slechts één schildpad het lang genoeg overleven om hier zelf haar eitjes te komen leggen.
De volgende dag wandelen we nog even het langs het plaatselijk haventje in Tangale waar kleurrijke bootjes liggen en de vissers niet vaak toeristen zien. We proppen ons weer in een lokale bus en reizen zo verder naar Galle, waar mijn verhaaltje begon.
Wie trouwens ooit naar Galle komt, probeer dan zeker eens de pannenkoeken bij Crepe-ologie, of iets anders, alles is daar lekker. Leg dan kruimeltjes op je weg zodat je daarna je hostal nog terug vindt, er is iets met Galle waardoor je er gemakkelijk verloren loopt. We staan klaar om te vertrekken wanneer 2 meisjes op de stoep voor ons hostal stranden, ze zijn al een uur hopeloos op zoek naar hun hostal, waarvan ze helaas het adres en de naam niet kennen, enkel hun sleutel met kamernummer 5, zij hebben geen kruimeltjes gestrooid…
Reacties
Reacties
Bangelijk verhaal! Krijg er al zin in....
herkenbaar; Sri Lanka ten top.
Nachtelijke beklimming van de grote Adam's peak zowel als de Noordelijke tempels zijn ook de moeite !
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}