k zag twee beren
“Tambien hay osos en el bosque, si tienen suerte y quedan muy silenciosos tal vez los encontraran*”, zei ze nog langs haar neus weg voor we onze klim naar het bos aanvatten. Naast toekans, kolibries en nog een stuk of 400 andere vogelsoorten die we alleen zouden kunnen benoemen met een kleur- en maataanduiding (klein, middelmatig of groot) kunnen we hier dus ook brilberen tegenkomen, dit bos heeft nog meer te bieden dan verwacht. Laten we hopen, dacht ik, en nu al op kousenvoeten sloop ik de berg op richting het bos. Lobke dacht er duidelijk anders over, “beren zijn gevaarlijk, ik wil een bos vol lieve vogeltjes!”.
Ik sluip verder het bos door, mij bewust van elke voetstap en elk gekraak vermijdend. Mijn blik richt ik op de bomen rond mij en al hun, zo goed als onzichtbare, bewoners. Dit bos heeft veel weg van hoe ik mij als kind ‘het oerwoud’ inbeeldde. Grote, hoge bomen, die net zoals alle andere planten hier buiten proportie lijken, overal gekraak en de vreemdste geluiden.
Achter mij loopt iemand met een heel ander gevoel, elk takje op de weg wordt vertrappeld om zoveel mogelijk de stilte van het grote wolkenbos te doorbreken. 'Zolang ik maar genoeg lawaai maak blijven al die beren wel uit onze buurt” hoor ik haar denken. De iet wat vreemde methode lijkt te werken, enkele uren later lopen we ontgoocheld het bos uit want naast beren blijkt gekraak ook alle soorten vogels te verjagen. Aan ons hostal zien we meer kolibries dan hier in dit bos, stellen we vast.
We verlaten het bos en wandelen rustig terug richting startpunt. Lobke lijkt opgelucht dat het berenalarm geweken is en loopt nu ook voorzichtiger, tot plots, “stil, luister, wat is dat geronk?” Hoog uit een boom komt een diepe rommelende klank, “misschien een slapende beer, beren zijn toch nachtdieren?” Traag en als een volleerd jager sluip ik richting de boom, Lobke blijft aan de grond genageld. Ik speur tussen de blaren, zie geen beer. Het berengesnurk verstomd, vals alarm? Luider nu horen we een nieuw geronk, een beetje verder uit een andere grote boom komt een iets hogere toon – een kleinere beer misschien – terwijl ook het eerste gerommel terug hoorbaar wordt. We zijn omsingeld door een hele berenfamilie, nu krijg ik het toch ook benauwd. Hoe nauwkeurig we de bomen rondom ons ook uitpluizen, we kunnen de familie beren voorlopig enkel horen.
Tot Lobke van angstig speurend in een oogopslag veranderd naar hard lachend blijf ik vol hoop staren naar de bomen rondom ons. In steeds meer bomen lijken nu, soms afwisselend, soms gelijktijdig, steeds meer beren hun middagdutje te houden. “Wat is er zo grappig”, vraag ik terwijl ik hoop dat het lachen snel stopt, nog steeds overtuigd dat we de beren nu elk moment te zien krijgen kunnen.
Terwijl Lobke haar vinger op een kolibrie richt en een beetje verderop op een tweede, een derde wordt mij nu ook duidelijk dat de familie beren misschien toch dieper in het bos hun slaapje aan het houden is. De kolibries, de ene al wat groter dan de andere en in een heel scala kleuren en de meest uiteenlopende vormen, fladderen zo snel met hun vleugels dat het bromt, een beetje zoals een beer die rustig ligt te snurken.
*Er zitten ook beren in het bos, als jullie geluk hebben en heel stil zijn kom je ze misschien wel tegen.
Reacties
Reacties
Grappig! En herkenbaar... Als wij in Zweden door de bossen wandelden, werd ons toch ook altijd op het hart gedrukt luid genoeg te praten, zodat de beren ons tijdig zouden horen en zouden kunnen vluchten voor we oog in oog kwamen te staan. Of hoeft dat niet bij brilberen, omdat die toch wat bijziend zijn?
Jullie missen sjoeffel en daar door hoorde je dat geronk.
Spannend zeg! Toch maar liever de Sint op het dak dan een familie beren in het oerwoud. HiHi.
Toen ik de titel las dacht ik... het is zover! ;)
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}